Toen ik klein was, stond er op het plein waar we vlakbij woonden een speelgoedwinkel. Ik herinner me de volle, hoge schappen. Het was door de plaatsing van die schappen altijd een beetje donker in de winkel. Ze hielden het licht van de grote ramen tegen en er was zelden licht aan.
Het bordje op de deur moest uitsluitsel geven of de winkel nu open was of niet. Wat ik me vooral herinner was de eigenaar van die winkel, die ik me herinner als een enge, vreemde man. Voor geen goud ging ik zonder mijn moeder erbij die winkel in. Omdat ik wist wat er dan gebeurde.
Dan stapte je de winkel binnen, portemonneetje met de opbrengst van een mooi rapport of een verjaardag erin, stevig vastgeklemd in je knuistjes, en dan viel de zware deur achter je dicht. Gevolgd door doodse stilte, want er was ook nooit muziek aan.
Je voelde de blik van de man achter de toonbank op je rusten. Die blik volgde je, waar je ook ging. Liep je naar een plek waar je uit zijn zicht raakte, dan kon het zijn dat hij, onhoorbaar, uit het niets, ineens achter je opdook en dan had je ineens die zachte stem waar een dreiging in door leek te klinken in je oor waardoor je je rotschrok, met altijd diezelfde vraag: "heb je centjes bij je?"
Als je dan je portemonneetje omhoog hield bleef zijn blik nog even op je rusten, vanachter het halve brilletje op zijn neus. Had hij een goede dag (en jij dan ook), dan liep hij zwijgend weer terug naar zijn toonbank en kon je rustig naar het speelgoed kijken. KIJKEN, ja, want pakte je naar zijn zin te vaak iets op, dan volgde het "kijken doe je met je ogen, niet met je handjes!"
Had hij een hele slechte dag, dan eiste hij dat je je portemonneetje open deed en je geld aan hem liet zien. Kwam je samen met een volwassene, dan ging het er heel anders aan toe. Onnodig te zeggen dat de winkel almaar slechter bezocht werd. De laatste keer dat ik de meneer van de winkel zag stond hij voor het raam van de winkel, doodstil, naar buiten starend, net een standbeeld. Ik durfde er niet langs. Een paar weken later was de winkel leeg en weg. Ik geloof dat er een dierenspeciaalzaak in kwam.
Ik moest vandaag ineens aan de meneer denken, waarschijnlijk doordat ik het woord "centjes" hoorde, een woord dat bijna alleen ouderen nog gebruiken. Met mijn levenskennis van nu vraag ik me af hoe die meneer zo geworden was. Ik meen me te herinneren dat hij de winkel ooit met zijn vrouw runde, een lieve en warme verschijning. Na haar dood werd hij koud en onvriendelijk.
Het voelt tragisch. Als er toch één plek op de wereld is waar je vreugde had kunnen zien van blije kindjes met rode wangen die met open mond naar al het moois keken, dan was het daar geweest. Ik besef nu dat de winkel een afspiegeling was geworden van hoe hij zich van binnen voelde. Een donkere plek, vol mogelijkheden tot licht, vreugde en verbazing, maar niet meer voor hem. Geen portemonnee vol centjes had dat kunnen kopen.
Comments